CILAZAPRILLaatste bijwerking : 2022.08.01 |
|||||||||
Synoniem: | |||||||||
Toedieningsweg: | oraal | ||||||||
Klasse(n): | |||||||||
Preconceptie | 0-3 | 4-6 | 7-9 | Perinataal | Borstvoeding | |
---|---|---|---|---|---|---|
(ja) III | check II | neen II | neen II | neen II | check III | |
geen info | geen info | geen info |
Er zijn te weinig gegevens bekend om veilig gebruik te waarborgen. Besluitvorming is gebaseerd op het klasse-effect.
Geen specifieke informatie beschikbaar.
Er is geen duidelijk epidemiologisch bewijs met betrekking tot het risico van teratogeniciteit na blootstelling aan ACE-remmers gedurende het eerste trimester van de zwangerschap. Een klein verhoogd risico kan echter niet uitgesloten worden [SKP Inhibace 12 2014]. Van ACE-remmers als groep is aangetoond dat zij afwijkingen in de late foetale ontwikkeling induceren, wat leidt tot foetale sterfte en congenitale effecten, in het bijzonder van de schedel. Foetotoxiciteit, intra-uteriene groeivertraging en open ductus arteriosus zijn gerapporteerd. Deze ontwikkelingsanomalieen worden waarschijnlijk gedeeltelijk veroorzaakt door een directe werking van ACE-remmers op het foetale renine-angiotensinesysteem, en gedeeltelijk veroorzaakt door ischemie voortkomend uit hypotensie van de moeder en afname in de foetale placentale bloedstroom en zuurstof-/voedingsstoffenvoorziening van de foetus [SKP Inhibace 11 2020].
Dierexperimenteel:Preklinische data hebben geen bijzondere schadelijkheid voor de mens uitgewezen,gebaseerd op conventionele studies naar algemene farmacologie, toxiciteit na herhaalde dosering, genotoxiciteit en carcinogeen potentieel.
Tweede trimester:Het is bekend dat blootstelling aan ACE-remmers gedurende het tweede en derde trimester foetale toxiciteit (verslechterde nierfunctie, oligohydramnie, achterstand in schedelverharding) en neonatale toxiciteit (nierfalen, hypotensie, hyperkaliemie) kan induceren [SKP Inhibace 11 2020]. Zie ook “Klasse-tekst”.
Dierexperimenteel:Geen specifieke informatie beschikbaar.
Zie tweede trimester.
Dierexperimenteel:
Geen specifieke informatie beschikbaar.
Perinataal (steeds rekening houden met de gegevens bij de actuele trimester) :Zie tweede trimester.
Pasgeborenen van wie de moeder een ACE-remmer heeft gebruikt dienen nauwkeurig gecontroleerd te worden op hypotensie (zie “Klasse-tekst”).
Dierexperimenteel:Geen specifieke informatie beschikbaar.
Opvolging :Geen specifieke informatie beschikbaar.
Dierexperimenteel:Geen specifieke informatie beschikbaar.
L?
De overgang naar de moedermelk is onbekend [SKP Inhibace 11 2020]. Geen verdere informatie beschikbaar.
Dierexperimenteel:Cilazapril gaat over in de melk bij ratten [SKP Inhibace 11 2020].
Preconceptie | Zwangerschap | Borstvoeding | ||||
---|---|---|---|---|---|---|
(ja) III | (ja) III | |||||
geen info | geen info | ← Condoom gebruiken / Onthouding |
Tot nog toe werd geen invloed op de vruchtbaarheid gemeld.
Tot nog toe werd geen invloed op de vruchtbaarheid gemeld. Impotentie wordt soms als ongewenst effect vermeld (> 1/1000 patiënten) [SKP Inhibace 11 2020].
Dierexperimenteel:Geen specifieke informatie beschikbaar.
Geen specifieke informatie beschikbaar over de overgang via het sperma.
Dierexperimenteel:Geen specifieke informatie beschikbaar.
[Lareb] : Bijwerkingencentrum Lareb https://www.lareb.nl
[Lecrat] : CRAT - Centre de référence sur les agents tératogènes chez la femme enceinte (lecrat.fr) https://www.lecrat.fr
Fu J, Tomlinson G, Feig DS. Increased risk of major congenital malformations in early pregnancy use of angiotensin‐converting‐enzyme inhibitors and angiotensin‐receptor‐blockers: a meta‐analysis. Diabetes Metab Res Rev. 2021; 37: e3453 https://doi.org/10.1002/dmrr
Toprak B, Govorov K, Kurz K, et al. Outcome of pregnancy in a contemporary cohort of adults with congenital heart disease—a 10-year, single-center experience. Cardiovasc Diagn Ther 2021; 11(6): 1344-1355Angiotensine Conversie enzym Inhibitoren (ACE-inhibitoren) / Angiotensine II Receptor Antagonisten (Sartanen)
Er is geen duidelijk epidemiologisch bewijs voor teratogeniciteit na blootstelling aan ACE-remmers/Sartanen (en naar analogie ook aan de directe renine-inhibitoren) gedurende het eerste trimester van de zwangerschap. Een klein verhoogd risico kan echter niet uitgesloten worden.
Daarom worden ACE-remmers en angiotensine antagonisten bij voorkeur niet in het eerste trimester en zeker niet in het tweede en derde trimester van de zwangerschap gebruikt. Het is aangewezen om bij kinderwens liefst al voor de zwangerschap over te schakelen op een ander antihypertensivum dat niet behoort tot de klasse van angiotensine converting enzyme inhibitoren (ACE-remmers) of angiotensine II receptor blokkers (ARB’s). Indien een zwangerschap wordt vastgesteld tijdens een behandeling, wordt best zo snel mogelijk overgeschakeld, maar is er geen reden om de zwangerschap te onderbreken [LAREB 07 2022][LECRAT 07 2022].
Afraden tijdens het eerste trimester steunt op wisselende resultaten in literatuuronderzoek. Wanneer uitkomsten na blootstelling aan ACE-inhibitoren in utero bij hypertensieve patiënten vergeleken worden met normotensieve niet blootgestelde patiënten wordt al dan niet een verhoogd risico op afwijkingen gezien, afhankelijk van de studie. Het risico daalt wanneer hypertensieve patiënten met elkaar worden vergeleken (ACE-inhibitoren versus andere hypertensiva). Afhankelijk van de bron verschillen de aantallen gerapporteerde behandelingen met ACE-inhibitoren tijdens het eerste trimester: Briggs heeft het over enkele honderden patiënten, LAREB vermeldt meer dan 5000 zwangerschappen, in diverse studies [Briggs][LAREB 07 2022].
De aantallen moeten gerelativeerd worden, omdat de pathologie sterk kan verschillen van patiënt tot patiënt. De situatie wordt bijzonder complex wanneer het gaat over congenitale hartziekten [Toprak et al. 2021].
In een meta-analyse werden 6234 zwangerschappen waarin ACE-inhibitoren (ACE-I) of Angiotensine receptor blokkers (ARB) werden gebruikt vergeleken met 4104 zwangerschappen waarin andere antihypertensiva werden gebruikt en 1,872,733 zwangerschappen zonder blootstelling aan antihypertensiva. Blootstelling gebeurde tijdens het eerste trimester. Bij patiënten met ACE‐I of ARB was het risico op een baby met majeure afwijkingen 82% groter dan bij niet behandelde patiënten:OR = 1.82 (95% confidence interval [CI]: 1.42–2.34). Cardiovasculaire afwijkingen kwamen 2,5x meer voor: OR 2.50 (95% CI: 1.62–3.87) en doodgeboorte 1,75x meer: OR 1.75 (95% CI: 1.21–2.53). Maar wanneer de groep met ACE-I en ARB werd vergeleken met deze behandeld met andere antihypertensiva was er geen significante verhoging van het risico: OR 0.96 (95% CI: 0.69–1.33) [Fu et al. 2021].
Contra-indicatie tijdens tweede en derde trimester steunt op het farmacologisch werkingsmechanisme van beide groepen geneesmiddelen. Angiotensine tegenwerken verhoogt de kans op een lage perfusiedruk in de nieren. Verminderde nierfunctie verhoogt de kans op overlijden van de foetus tijdens de zwangerschap of onmiddellijk na de geboorte [LAREB 7 2022].
Geen specifieke informatie beschikbaar.